de geschiedenis
De Koninklijke Marine is het oudste krijgsmachtonderdeel van Nederland. De marine heeft dan ook een veelbewogen geschiedenis achter de rug. Het heeft twee wereld oorlogen meegemaakt, het is actief geweest in Nederlands-Indië en doet al velen jaren mee aan vredesmissies.
het begin
Als begin van de Koninklijke Marine wordt vaak het jaar 1488 genoemd, het jaar waarin Maximiliaan van Oostenrijk een admiraal aanstelde als toezichthouder op havens en wateren van de lage landen. Een ander belangrijk jaar is 1588, toen de gewesten die zich aangesloten hadden in de Unie van Utrecht de Republiek der Verenigde Nederlanden uitriepen en datzelfde jaar Prins Maurits benoemden als admiraal-generaal van de vloot. De marine kreeg het predikaat Koninklijk in 1815 bij de vorming van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
De gouden eeuw
De voorloper van de Koninklijke Marine was de Staatse Vloot, die vooral in de 17e eeuw onder admiraals als Tromp en De Ruyter toonaangevend werd in Europa en een belangrijk instrument was om de onafhankelijkheid van de jonge republiek te handhaven tegenover grootmachten als Engeland en Frankrijk. In een reeks zeeoorlogen tegen Engeland werd de onafhankelijkheid veilig gesteld, maar ging de positie als leidende handels- en maritieme mogendheid verloren. Op het eind van de 18e eeuw was de marine van de republiek overvleugeld door die van Engeland. De organisatie en uitrusting van de vloot was in die periode voorbehouden aan vijf admiraliteiten. In 1795 werden de admiraliteiten vervangen door één centraal comité van zeevaartzaken.
de 19e en 20e eeuw
De marine beperkte zich in de 19e en het begin van de 20e eeuw vooral tot patrouilletaken in de Indische wateren. Op technisch gebied ging de Koninklijke Marine steeds meer achterlopen bij de Europese mogendheden. Moderne ontwikkelingen als stoomkracht, bepantsering, torpedo's en onderzeeboten werden pas later geïntroduceerd bij de Koninklijke Marine. Nog in 1925 werden kruisers in gebruik genomen met kanons achter schilden terwijl andere marines die in gesloten geschuttorens plaatsten. Bij de bouw van moderne typen oorlogsschepen, baseerde de marine haar scheepsontwerpen op buitenlandse ontwerpen. In de jaren dertig van de 20e eeuw werd één belangrijke technische verbetering gedaan. Het was de luitenant-ter-zee Wichers die op het idee kwam onderzeeboten uit te rusten met een snuiver installatie, waardoor ze onder water varend op de dieselmotor de accu's konden bijladen. In 1938 werd dit systeem voor het eerst toegepast. Merkwaardig genoeg liet de Royal Navy dit apparaat in de Tweede Wereldoorlog verwijderen. De Duitsers, die met de snuiver kennis maakten na de inval in Nederland ontwikkelden het echter verder en rustten al hun onderzeeboten er mee uit. De Amerikanen ontdekten het systeem aan het eind van de oorlog, toen een Duitse onderzeeboot in hun handen viel en zij beschouwden het ten on als een Duitserechte uitvinding.
Tweede Wereldoorlog
Zowel voor de Eerste als de Tweede Wereldoorlog bestonden plannen voor de bouw van slagschepen. In 1940 werd het Slagkruiserplan aangenomen. Dit behelsde de bouw van drie snelle slagschepen voor de verdediging van Nederlands Oost-Indië. Met de Duitse inval, enkele maanden later, is van dit plan niets meer terecht gekomen. In het begin van de jaren dertig was al het vlootplan Deckers aangenomen. Dit was een bescheiden bouwprogramma voor een lichte kruiser, twee flottieljeleiders, vier jagers en enkele onderzeeboten. Niet eens alle schepen uit dit plan konden gerealiseerd worden voor de oorlog. De Koninklijke Marine ging de oorlog in met slechts drie lichte kruisers, twee flottieljeleiders, acht torpedobootjagers, een handvol torpedoboten en kanonneerboten en een twintigtal onderzeeboten. Deze vaartuigen speelde geen grote rol in de oorlog. Slechts de eerste oorlogsjaren waren de schepen van de Koninklijke Marine betrokken bij enkele operaties. Na de Slag in de Javazee, waarbij alle betrokken schepen verloren gingen, was de rol van de Koninklijke Marine vrijwel uitgespeeld. Individueel bleven schepen in het verre oosten wel successen boeken.
Koude Oorlog
De periode na de Tweede Wereldoorlog stond vooral in de schaduw van de Koude Oorlog en de lidmaatschappen van de West-Europese Unie en de NAVO. Met de lessen van de oorlog in het geheugen werd een moderne vloot opgebouwd rond een vliegdekschip, twee kruisers en twaalf onderzeebootjagers. De jagers hadden moderne lucht- en zeewaarschuwingsradars aan boord. Hoewel deze schepen van Nederlands ontwerp waren, werd nog in de jaren zestig voor de bouw van nieuwe fregatten gebruik gemaakt van een Engels ontwerp. Ook kreeg de marine in die periode grote aantallen Amerikaans materieel ter beschikking in het kader van het MDAP programma, zoals korvetten, mijnenvegers, onderzeeboten en vliegtuigen voor de marineluchtvaartdienst. In 1962 raakte de marine nog betrokken bij een oorlog tussen Nederland en de Republiek Indonesia over een dispuut rond Nieuw-Guinea. Zo werd onder meer een Indonesische torpedoboot, de Matjan Tutul, door Nederlandse schepen tot zinken gebracht. Bij de bouw van nieuwe onderzeeboten viel opnieuw een eigen vinding op: een constructie met drie cilinders in de romp. Dit maakte het mogelijk de waterdruk beter te weerstaan, waardoor een grotere duikdiepte mogelijk werd. Toch is het bij de bouw van vier onderzeeboten van dit driecilinder-type gebleven en werd het type niet verder ontwikkeld. Door samenwerking tussen marine en scheepsbouwindustrie werden de schepen echter steeds beter en vanaf de jaren zeventig trokken de ontwerpen ook in het buitenland aandacht.
Koerswijziging
Het einde van de Koude Oorlog in 1989 maakte een koerswijziging van de Koninklijke Marine noodzakelijk. Grote aantallen strijdkrachten werden niet meer nodig geacht. Wel parate, flexibel inzetbare eenheden voor deelname aan internationale vredeshandhavende en vredesafdwingende missies in VN verband. Na 2001 zijn daar ook nog taken bijgekomen in het kader van terrorismebestrijding. Deze veranderingen betekende voor de Nederlandse krijgsmacht forse bezuinigingen en inkrimpingen.